Nieuwsblog
Afscheidsbrieven van geëxecuteerde verzetsmensen
Afscheidsbrieven van geëxecuteerde verzetsmensen
Via het erfgoedproject Laatste woorden willen de vzw Helden van het verzet en de VUB-leerstoel 'Sporen van het verzet' zoveel mogelijk afscheidsbrieven van terechtgestelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Concreet zijn we op zoek naar de laatste woorden van de naar schatting 1500 Belgen – of mensen met een andere nationaliteit die in België verbleven – die na een gerechtelijk vonnis werden terechtgesteld, in binnen- of buitenland. Hieronder plaatsen we regelmatig een inhoudelijk artikel of een update. Wil je ons graag meer informatie bezorgen? Contacteer ons gerust via deze link.
Overzicht van deze nieuwsblog
Last words shed new light on the lives and deaths of the ‘ordinary people’ who stood up to Nazi regime.
Annemie Peeters (VRT, Radio 1) praat met Dany Neudt over het project 'Laatste Woorden', en met Christel Van Iseghem over haar in 1944 onthoofde grootnonkel Norbert Vanbeveren.
Vaak werd het verzetsmensen, vlak voor hun dood, toegestaan om een afscheidsbrief naar de familie te sturen. Van Norbert Vanbeveren is géén zo'n brief bekend. Maar je weet maar nooit ...
Wat schrijf je in een brief vlak voor je gaat sterven? Aan wie richt je die? Het burgerwetenschapsproject Laatste woorden speurt naar afscheidsbrieven van geëxecuteerde verzetsmensen uit de Tweede Wereldoorlog. “Er zijn er nu ruim 300 bekend, maar heel weinig originele”, vertelt onderzoeker Dany Neudt (50) op het kamp Polygoon in Maria-ter-Heide (Brasschaat), waar 85 mannen voor het vuurpeloton verschenen.
Kristin Matthyssen 28 januari 2025
Met het project Laatste woorden willen de VUB-leerstoel Sporen van het Verzet en de vzw Helden van het Verzet zoveel mogelijk afscheidsbrieven verzamelen van de 1.500 Belgische verzetsmensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog geëxecuteerd werden. Ze verschenen voor een vuurpeloton, kwamen om het leven door ophanging of werden met een guillotine onthoofd. Bij veruit de meesten gebeurde dat op Belgisch grondgebied, zoals in het Fort van Breendonk, maar er waren ook heel wat executies in Duitsland.
In Brasschaat werd het militair kamp een krijgsgevangenenkamp. In de periode van 17 februari 1943 tot 14 augustus 1944 werden er 85 executies uitgevoerd op een weide achter Perron Noord, die nu als hooiweide door een boer wordt gepacht. Deze 85 mensen werden begraven in een massagraf in het Klein Schietveld, waar ze begin 1945 ontdekt werden. De originele executiepaal bevindt zich nu in het Koninklijk Legermuseum in Brussel. De lijken werden opgegraven en ofwel in Maria-ter-Heide op een ereperk begraven of naar hun thuisgemeente overgebracht. De mensen die de opgravingen moesten doen, dronken sterke drank om bedwelmd te geraken. Het was een geen fijne taak.
Laatste teken van leven
We hebben afgesproken met Dany Neudt van Helden van het Verzet aan het herdenkingsmonument dat er in 2009 werd opgericht. Het staat vlak aan de ingang van het vliegveld, naast de parking. Zichtbaar vanaf de Licht Vliegwezenlaan, maar toch discreet. “Ter nagedachtenis van de meer dan tachtig mannen”, staat er. “Het is spijtig dat niet alle namen vermeld worden”, vindt de historicus. “Dat zou toch meer indruk maken.”
Aan de vooravond van hun executie mochten de meesten een of meerdere afscheidsbrieven schrijven. Die vormen dus letterlijk het laatste teken van leven dat de verzetsmensen aan hun geliefden konden geven.
“Het zijn vaak aangrijpende persoonlijke getuigenissen uit een van de meest bewogen periodes van onze geschiedenis”, aldus Neudt. “We doen een beroep op het ruime publiek om die brieven samen in te zamelen, te onderzoeken en te ontsluiten. Er zijn er nu ruim 300 bekend, maar er moeten er veel meer zijn. We willen aan 500 geraken, minstens. Bij voorkeur originele brieven.”
“De meeste brieven die we kennen, zijn kopieën, die soms in de afscheidsmis bij herbegraving werden voorgelezen of die in een tijdschrift verschenen, zoals in ‘hulde aan de martelaren’, een rubriek in De Rode Vaan, het partijblad van de communisten. Sommige passages werden op een bidprentje gedrukt. We moeten deze kopieën met de nodige historische kritiek bekijken. Vaak zijn ze ingekort of aangepast.” De toon is meestal heel christelijk en troostend voor de nabestaanden. De meesten verlaten het aardse bestaan met geheven hoofd. Andere laatste brieven zijn meer praktisch van aard. Er staat dan bijvoorbeeld dat de pacht voor dit jaar al betaald is, of waar ze begraven willen worden.
“Veel brieven werden geschreven in het bijzijn van de aalmoezenier die hen in hun laatste momenten bijstond. Er was zelfcensuur. Ze wisten dat die afscheidsbrieven nagelezen werden door de Duitsers alvorens ze aan de familie overhandigd werden. Er bestaan ook beëdigde kopieën van vrouwen die de brief nodig hadden om een weduwepensioen te krijgen. We vermoeden dat er van die afscheidsbrieven nog verschillende bij familieleden op zolder moeten liggen, of in archieven van heemkundige kringen. Die willen wij graag leren kennen en ontsluiten.” Niet alle laatste brieven werden aan de familie bezorgd. De Nacht und Nebel-gevangenen, een bepaalde klasse van verzetsmensen die spoorloos moesten verdwijnen, mochten ook vaak een laatste brief schrijven. Maar die werden nooit verstuurd.
Peter Van Heirseele, bekend als kunstenaar Herr Seele, is een van de ambassadeurs van het erfgoedproject. Zijn grootvader Theophiel Pannecoucke was actief in de verzetsgroep Geheim Leger en werd op 15 juni 1944 op 40-jarige leeftijd in de Duitse gevangenis Wolfenbüttel met de guillotine onthoofd. Hieronder lees je een selectie van afscheidsbrieven, de meeste zijn ingekort, het taalgebruik is licht aangepast. Indien mogelijk spraken we met een nabestaande of iemand die iets over de terdoodveroordeelde kan vertellen.
Heb jij nog weet van een afscheidsbrief van een lid van het verzet? Contacteer dan de onderzoeksgroep via www.laatstewoorden.be www.heldenvanhetverzet.be
“Ik ben fier en houd mijn kop hoog omdat ik Germaintje gekend heb” (Julien Schillemans)
De afscheidsbrief van Julien Schillemans bevindt zich in het Fonds Van Falkenhausen en is gericht aan zijn vrouw Germaine, en kort aan zijn ouders, nonkels en tantes. “Dit is een zeer emotionerende brief”, vindt Dany Neudt zelf. “Begrijpbaar en minder hoogdravend dan veel andere afscheidsbrieven. Minder katholiek van toon. Dat kan niet anders, want Schillemans was een communist.”
Dirk Thiers, zelf een architect uit Schoten met als specialiteit bio-ecologische architectuur, woont in een door Schillemans ontworpen voormalig kunstatelier in Schoten, dat voorheen door zijn grootouders werd bewoond. Hij is een groot bewonderaar van de visionaire architect die Schillemans was.
“Hij was iets ouder dan Renaat Braem, maar heeft hem in grote mate beïnvloed. De twee kenden elkaar goed. Vanuit een arbeidersmilieu heeft Julien zich kunnen opwerken tot gerespecteerd bouwmeester. Braem en Schillemans waren vrienden. Toen ik later Braem sprak, heb ik gevraagd waarom hij Schillemans niet had kunnen bevrijden uit Breendonk en de Begijnenstraat, waar hij opgesloten zat vooraleer hij zonder vorm van proces gefusilleerd werd in Brasschaat. Zo simpel was dat niet, zei Braem, en dat zal wel zo zijn geweest.”
Dirk Thiers liet de afscheidsbrief op 19 juni 2006 voorlezen op de honderdste geboortedag van Schillemans naast de Schelde. “Het wordt hoog tijd dat pacifisten als Julien, en verzetshelden als Julien en Germaine – zijn vrouw verborg in Ukkel Franse verzetsmensen – meer aandacht krijgen dan de gemiddelde kortzichtige en oorlogszuchtige machthebbers.”
Amper 37 jaar oud was Schillemans toen hij voor het Duits vuurpeloton in Maria-ter-Heide werd gebracht. De grootouders van Dirk hebben de architect nog goed gekend. Hij kwam er in de oorlog naar de radio luisteren. Schillemans was beeldend uitzonderlijk begaafd, omdat hij ook schilderkunst had gevolgd aan de Academie.
“In 1928 had de toen 22-jarige Schillemans een aanvraag ingediend bij het gemeentebestuur van Deurne voor het bouwen van een flat van zes verdiepingen. Het zou het eerste appartementsgebouw van Deurne worden”, zegt Thiers. “Maar de bouwaanvraag werd geweigerd wegens te vooruitstrevend. Hij droomde van een klasseloze maatschappij gebaseerd op authentieke waarden zoals eerlijkheid, gelijkwaardigheid, eenvoud en vrije zelfontplooiing.”
“Bij zijn arrestatie, thuis in Sint-Antonius, is hij nog weggevlucht op de fiets. Daarbij werd hij in het been geschoten. Later zou hij in de Begijnenstraat nog zwaar zijn aangepakt. Hij is ook één dag naar Breendonk gevoerd.” De dag van zijn arrestatie werd het hout geleverd voor de bouw van een kotter waarmee hij samen met Germaine een wereldreis wilde maken. De twee hadden elkaar tijdens een kanotocht leren kennen en hielden van watersport. Germaine hertrouwde nooit en kreeg geen kinderen.
“Mijn lief Germaineke, mijn allerliefste. Tot hiertoe is alles goed geweest, ik heb dikwijls aan u gedacht maar met veel moed. Ik had nooit kunnen denken dat het ergste mij zou overkomen.”
“Mijn lief Germaineke, stel het niet te erg voor, ik had evengoed bij de een of andere ramp of verkeersongeluk kunnen omkomen. Dan zou ik nog veel langer lijden voor het einde en nu zal het snel gedaan zijn.”
“Mijn allerliefste, mijn wens is dat ge moedig zult zijn zoals ik want wij zijn toch flinke mensen. Wij moeten niet treuren. Dus Germaintje moed, moed en moedig voor het volgend deeltje van uw leven. Het spijt mij dat ik daarin niet kan helpen.”
“Germaintje, het leven met u was een schoone droom. Gij hebt van mijn leventje iets prachtig gemaakt, voor mij het hoogste dat ik me kon inbeelden, en dat maakt mij zo gelukkig. Germaintje, ik druk er nogmaals op, weinigen hebben zo’n rustige dood zonder veel lijden. Nog eens kussen. Mijn allerlaatste kussen, kussen, kussen op uw hartje.”
“Germaineke, Germaintje, Germaintje, dus zeer veel moed. Ik heb de mis en communie gehad. Van uw beste vriend Julien. Ik heb nog een ogenblik. Ik ben moedig en heb geen schrik. Ik ben fier en houd mijn kop hoog omdat ik Germaintje gekend heb. Julien.”
“Ge moet niet te veel wenen om mij, daar ik val voor een mooie zaak” (Alfons Camps)
Eddy Liekens (63) uit Putte las de oproep van Helden van het Verzet en aarzelde niet. Hij bezit nog een kopie van de laatste brief van Alfons Camps. Liekens verdiepte zich de voorbije jaren in de heldhaftige klokkenredding van Putte, een verhaal dat leest als een filmscenario.
10 september 1943. De Duitse bezetter laat alles in gereedheid brengen om de Putse kerkklokken op te eisen, om ze te laten smelten en er wapentuig van te maken, zoals in veel parochies gebeurt. Een afdeling van de Witte Brigade van Putte kruipt in de nacht van 10 op 11 september zelf de klokkentoren in. Het is een vrijdagavond. Alle stellingen staan al klaar, want de klokken worden zaterdag weggehaald op bevel van de Duitsers. Toch slagen de verzetslui erin om de loodzware klokken – de grootste weegt bijna een ton – naar beneden te halen en verderop te begraven in een tuin.
De redding van de klokken zette de Duitsers in hun hemd, maar eiste een hoge tol: zes Puttenaars en verschillende verzetslieden van buiten de gemeente overleefden de represailles niet. Op 2 mei 1944 werd dokter Jules Cornil vermoord teruggevonden langs de Mechelbaan. Op 23 mei 1944 volgde wat in Putte bekend zou worden als ‘de dodenkoers’. “Fons Camps was de leider van het plaatselijk verzet”, vertelt Eddy Liekens. “De klokkenredders leefden in de maanden na hun heldendaad ondergronds. Er werd een wielerwedstrijd georganiseerd, die de Duitsers handig misbruikten om een hinderlaag op te zetten.”
Inwoners verwittigden de verzetslieden nog om niet te komen kijken, omdat het te risicovol was. “We gaan maar met een paar man buiten het dorp supporteren”, klonk het. Vanuit een graanveld volgden de klokkenredders de koers. In de volgauto van de officials zaten echter verklikkers. Zij vertelden de Duitsers waar de klokkenredders toekeken. In de tweede ronde zaten er gewapende Duitsers in die volgwagen. De Putse partizaan Joseph ‘Seppe’ Op De Beeck sneuvelde ter plaatse, andere verzetslieden raakten gewond. Fons Dockx werd opgepakt en vergast in het vernietigingskamp van Dora.
Alfons Camps, Corneel Frans en Emiel Van Asbroeck werden ondervraagd en gefolterd, waarna ze de verstopplaats van de klokken onthulden. Ze werden nadien gefusilleerd in Maria-ter-Heide. De klokken werden naar Duitsland weggevoerd maar nooit gesmolten, omdat de bevrijding nabij was. Ze keerden terug naar de kerk van Putte. Eén klok liep een barst op en slaat sindsdien vals. De oudere bevolking zei vroeger: dat is het klaaglied van de klokken voor de vermoorde redders.”
“Als ge mijn lichaam vindt, begraaf mij dan bij Seppe”, schreef Alfons Camps in zijn laatste brief. Liekens: “Seppe was tijdens die koers voor de ogen van Fons neergekogeld. Zijn laatste wens werd vervuld. De twee rusten in één graf op het kerkhof van Putte.”
Een deel van de verraders bleef in het dorp wonen. De grootste verklikkers ‘verdwenen’. “Soms wordt gezegd dat er weerwraak werd genomen en dat ze zelf werden omgebracht. Maar ze kunnen ook naar het buitenland vertrokken zijn. Er werd over gezwegen.”
Allerbeste ouders, zusters, schoonbroers en neefjes, dit is waarschijnlijk de laatste brief die ge van mij zult ontvangen, daar ik vandaag om 7.00 uur word doodgeschoten. Dit is natuurlijk erg, maar ik heb geen schrik. Ik bedank u allen voor wat ge gedaan hebt voor mij. Ge moet niet te veel wenen om mij, troost u, daar ik val voor een mooie zaak.”
“Ze kunnen in Putte toch niet zeggen dat ik iemand verraden heb, enkel de verstopplaats van de klokken gaf ik prijs. Breng de groeten bij Neel van de Weef, Adeline en Franske, Staf en Octavie, Robert van Octaaf en ook aan mijn lief. (...) Moeder en vader, ween niet, ik hield veel van u, we zien elkaar ooit terug. Angèle, we maakten veel ruzie, maar zo blijft ge de beste vrienden, nietwaar. (...) Als ge me later moest terugvinden, begraaf me dan bij Seppe. Alfons Camps”
“Vergeef uw zoon dewelke u zo veel verdriet aandeed” (Rudolf Esser)
“Rudolf Esser was de broer van mijn grootvader, mijn grootnonkel dus”, vertelt Flori Esser uit Antwerpen. “Hij was geboren op het Kiel in Antwerpen. De familie verhuisde later naar Melsele. In onze familie werd er toch wat in termen van ‘een held’ over hem gesproken. Bompa was het enige kind van het gezin dat overbleef.”
“Rudolf werd gefusilleerd op zijn 22ste, op de schietbaan in Schaarbeek. Zijn zusje was toen al gestorven. Zij werd amper 8 of 9 jaar oud en kwam in zeer tragische omstandigheden om het leven. Haar nachtkleedje vatte vuur toen ze met een kaars de trap afkwam. Ze is levend verbrand. Een andere broer van bompa werd op een werf doodgereden door een voertuig dat achteruit reed. Mijn overgrootmoeder is gestorven van verdriet. Het was te veel leed om te dragen.”
“Rudolf Esser kreeg een plein naar hem genoemd in Melsele, achter de kerk. Toen dat plein werd heraangelegd, kreeg hij een straat. In Beveren is er ook een Albert Panisstraat, naar wie Rudolf in zijn afscheidsbrief verwijst. Ze brachten hun laatste uren door in dezelfde cel. In onze familie werd altijd verteld dat ze met drie werden opgepakt omdat ze op de luchthaven van Deurne plannen wilden ontvreemden voor een nieuw Duits type oorlogstuig. Op de Eiermarkt heb je fotowinkel Grobet. Die mens werd tegelijk met mijn grootoom gefusilleerd op de schietbaan.”
Rudolf Esser was elektromonteur. “Hij was net als andere jonge gasten in de verzetsbeweging gegaan zonder de gevolgen van zijn daden goed in te schatten”, zegt Flori. “Zijn laatste brief is heel katholiek, de passage dat hij zijn zusje en broer gaat terugzien vind ik aangrijpend. Ik ben zelf leerkracht. Het is goed dat de mensen deze getuigenissen blijven horen. Onze voorouders, de familie Esser, kwam zelf uit Duitsland.”
“Mijn allerliefste ouders, hetgeen ik vreesde, niet zozeer voor mij doch voor u beiden, is werkelijkheid geworden. Wij zijn nu bij de commandant geroepen, dewelke ons heeft meegedeeld dat morgenvroeg onze straf zou uitgevoerd worden.”
“Mijn allerliefste ouders, ik bid u, houd uw hoofd rechtop, en houd goeden moed zoals ik steeds van u heb geleerd en zoals ik nu ook doe. En gedenk dat ik voor het vaderland ben gevallen en dus niet onwaardig gestorven ben.”
“Mijn allerliefste ouders, ik had gehoopt van nog eens goed gezond weer thuis te mogen wederkeren, doch God heeft er anders over beschikt, en aan Gods wil is niets te veranderen. Bedenk steeds dat ik hierboven zeker gelukkiger zal zijn dan op aarde waar toch niets bestaat als leugens en laster. Mijn allerliefste moedertje en vader, ik ga nu spoedig mijn broertje en zusje vervoegen, en liefste ouders, ik ga met een gerust geweten tot Hem die mij gewild heeft.”
(Uit een tweede, kortere brief)
“Liefste ouders, u moet mij vergeven, dat ik de behoefte voel nog eenmaal mijn hart naar u uit te storten en ik mag zo veel schrijven als ik wil. Ik breng hier mijn laatste uren door in een cel met Albert Panis en Van Gerven, alsook is de aalmoezenier nog steeds bij ons, en blijft hier ook de ganse nacht. We kunnen alles bekomen wat we willen.”
“Mijn liefste ouders, ik bedank u voor de gelukkige dagen die ik in uw nabijheid gesleten heb. Doch vergeef uw zoon dewelke u zo veel verdriet aandeed. U zult me vergeven, nietwaar? Mijn allerliefste moedertje en vadertje, ik omhels u beiden, en neem afscheid van u met vele vele kussen en met de laatste gedachten aan u beiden vertrek ik naar een betere wereld, je nu gelukkig godskind, Rudolf.”
“Het volgende briefje zal, zo ’t God belieft, uit den hemel komen” (Louis Ecran)
Louis Ecran overviel samen met Frans De Breuker uit Wijnegem een konvooi met rantsoenbonnen in Mechelen om onderduikers van voedsel te kunnen voorzien. Ze werden hardhandig ondervraagd in de Begijnenstraat in Antwerpen. Beiden bleven zwijgen. Op 19 augustus 1943 werden ze allebei tot de doodstraf veroordeeld. Louis was 20 toen hij samen met De Breuker (25) werd doodgeschoten in het kamp van Brasschaat. Hij werd in 1945 herbegraven in Oelegem. Zijn graf werd door de inwoners van Oelegem bekostigd.
Louis Ecran studeerde aan het Xaveriuscollege in Borgerhout en is waarschijnlijk daar via contacten in Deurne bij de Witte Brigade-Fidelio betrokken geraakt. Vanaf 1 augustus 1942 zette hij zich actief in. Samen met de Oelegemse weerstandsgroep verzamelde hij wapens en was hij betrokken bij sabotagedaden over de hele provincie. Zijn afscheidsbrief staat deels op zijn bidprentje gedrukt.
“Heden morgen mag ik mijn laatste briefje schrijven, het volgende zal, zo ’t God belieft, uit den hemel komen. Ik heb getracht mijn land te dienen. Onze-Lieve-Heer roept mij tot Hem, ik hoop ook bij Hem te komen. ’t Offer van mijn leven geef ik graag, want Onze-Lieve-Heer heeft er toch een hoger goed mee bedoeld.”
“Mijn trouwe eerwaarde vriend uit den studentenbond mag ik niet vergeten en met hem alle studenten en mensen die voor mij baden en nog bidden. Zo ’t God belieft, uit den hemel, bid ik voor u allen.”
“Deze brief draag ik ook op aan alle mensen van ons klein Oelegem, die mij hun echten geest van meevoelen toonden. Allen beloof ik steun vanuit den hemel. Moeke, vader, Yvonne, Jefke en Raymond, leeft wel en wees vroom en stel Onze-Lieve-Heer boven alles. Ik hoop op Gods genade, hoopt gij allen op zijn Almachtige goedheid.”
“Ik ben fier dat ik zo mag sterven” (Jan Van den Brande)
De brief werd gepubliceerd in het boek Partizanenkorps 037 van Ward Adriaens en zou tijdens zijn herbegrafenis voorgelezen zijn geweest in de kerk.
“Beste ouders, het had toch zo schoon kunnen zijn indien ik opgelet had. Maar ja, het is nu te laat, binnen enige uren zal ik van in de hemel neerzien op u allen die mij dierbaar zijn. Want ik heb geen schrik om te sterven, ik heb mijn plichten als christen volbracht, dus beste ouders, zusters, peter en alle anderen die mij kennen, weent niet over mij, weest echter fier zo een zoon te bezitten. Want uw zoon zal zijn leven geven voor God en voor het kleine België. God heeft het zo gewild en tegen Gods wil is niets in te brengen. Ik ben fier dat ik zo mag sterven.”
“Ik zal moedig sterven” (Jozef Van Essche)
“Teerbeminde ouders, broers en schoonzuster. Het is maandagochtend 7 uur. Helaas, we worden wakker gemaakt. De dag is aangebroken dat we gevonnist worden. Ik zal moedig sterven.”
“Beminde ouders, ik verlaat U van den aardse rijk maar in den hemel zullen wij elkaar weder zien. Beminde moeder en vader, ge hebt me groot gebracht in geluk en weelde, maar ik heb het niet gebruikt, nu is alles voorbij. (...) Beminde ouders, nog iets vraag ik U, een van U zal nog wel een portretfoto hebben van mij. Laat die dan vergroten als aandenken, van uw broer, die gevallen is, ter ere van het vaderland.”
“Beminde ouders, broers, een laatste groet een kus en vaarwel tot in de hemel. Jozef Van Essche”
“Ik breng het offer van mijn leven gaarne” (Michaël Geysemans)
“Treur niet om mij! Ik breng het offer van mijn leven gaarne, tot uitboeting van mijn zonden. (...) Moeke, liefste broers en zusjes allemaal, bemint elkander eeuwig. Ik kon voor een paar minuten te biechten gaan. Wat heb ik dan geweend. Met één voet in den eeuwigheid reeds. Allemaal tot weerziens. Michel”
De laatste gunst die een ter dood veroordeeld verzetslid tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetter werd verleend, was een afscheidsbrief. Meestal was die hartverscheurend, soms pragmatisch. 'Jeanne, pacht betaald tot eind jaar 1943'.
Douglas De Coninck, 14 december 2024
Ongeveer 15.000 Belgische verzetslui kwamen tijdens de oorlog om het leven. Zo’n 1.500 van hen werden geëxecuteerd na een veroordeling door een Duitse rechtbank. “Dat zijn grove schattingen”, zegt Babette Weyns, historica en onderzoekster bij het project Laatste Woorden. “Nadat ze te horen hadden gekregen dat hun genadeverzoek was verworpen, kregen ze de gelegenheid om een laatste keer hun naasten te schrijven.”
“We hopen dat de vrijgave van een aantal brieven straks bij familiefeesten aanleiding kan zijn tot gesprekken, en iemand zegt: ‘Hé, had grootoma op zolder niet nog de afscheidsbrief van grootopa liggen?’ Deze brieven behoren tot ons erfgoed. Ze bieden ons een uniek venster op een heel specifiek deel van onze geschiedenis. We willen er zoveel mogelijk documenteren en toegankelijk maken.” In 2011 startten historici Fabrice Maerten en Emmanuel Debruyne bij studiecentrum CegeSoma een eerste zoektocht. Ze wisten 539 afscheidsbrieven van 382 geëxecuteerden, of transcripties daarvan, te verzamelen. De komende maanden hopen de vzw Helden van het Verzet (Hvhv) en de VUB-leerstoel Sporen van het verzet de bestaande collectie uitgebreid te zien.
Bergen, 31 mei 1943
Lieve vader. Als u mijn brief ontvangt, ben ik gefusilleerd. Ik vraag u om vergeving voor alle pijn die ik u heb aangedaan en die ik met mijn dood nog veroorzaak. Bid tot God dat hij u zal steunen, door gebed heb ik deze dood aanvaard. Ik geef niemand de schuld. Ik heb vandaag de Heilige Mis bijgewoond en om vijf uur word ik neergeschoten. Wanneer u mijn brief ontvangt, zal het drie weken geleden zijn dat het vonnis werd uitgevoerd. Het is op mijn verzoek dat dit zo zal gebeuren, om geen sluier van droefheid over de communie van Marie-Louise te werpen. Lieve papa, mijn laatste zachte kussen. Arthur.
Arthur Van Muylen (24) was een verzetsman uit La Louvière. Marie-Louise was vermoedelijk zijn nichtje. Blijkens een bij het studiecentrum CegeSoma aangetroffen aantekening werd de brief uiteindelijk daags voor het communiefeest aan de familie overhandigd.
Oostakker, 24 juni 1943
Beminde Vrouwken Martha en mijn dierbaar kind, Augustje. Zoete Martha, verschiet niet mijn kind, ik moet sterven. Zij staan op mij te wachten, mijn laatste uur is geslagen. Maar zoete Martha, ik sterf voor een ander, de rechtvaardigheid heeft niet gezegevierd. Wat willen wij, mijn lot is zo en kan niet meer veranderen. Mijn genade is verworpen en ik zal moeten sterven. Martha, zorg voor mijn kind. Werk zoveel niet meer, wees zo geen slaaf meer. U kunt uwen kost verdienen met de winkel. Doet een goedendag aan broeders en zussen, aan vrienden en kennissen. Augustje, als u groot zijt moet u voor Moederken zorgen! Groeten en laatste kussen… Vaarwel tot in den Hemel.
Theofiel De Vos was een handelaar uit Aalter. Hij was actief bij het Geheim Leger. Hij werd gearresteerd op 25 maart 1943 en twee maanden later vermoord op het executieterrein van Rieme. Je zou verwachten dat brieven als deze nog lang zouden worden gekoesterd op schoorsteenmantels, maar volgens Hvhv-oprichter Dany Neudt (VUB) was dat allerminst zo. “De collaborateurs zijn er in Vlaanderen in geslaagd om van het beeld van de naïeve jonge Vlaming die op het verkeerde paard had gewed en daar onredelijk hard voor is gestraft het dominante te maken”, zegt hij. “Na de oorlog waren de communisten opeens de nieuwe vijanden. Communisten waren weliswaar erg actief geweest binnen het verzet, maar vormden een minderheid. Er zijn na de oorlog veel zelfmoorden geweest. Veel nabestaanden trokken zich terug in eigen gemeenschappen.”
Sint-Gillis, 16 september 1943
Beste Alice, Marcel, papa, mama, iedereen. Dit is mijn laatste brief. Daarnet werd ik naar het bureau van de commandant geroepen, waar ik te horen kreeg dat ik morgenvroeg om 7.15 uur gefusilleerd zal worden.
Het is nu 20.40 uur en men heeft mij zopas de lijst van mijn bezittingen voorgelezen die aan jullie teruggegeven zullen worden. Behalve het kostuum en het ondergoed dat ik draag, heb ik enkel nog de foto die in de zomer van 1939 werd gemaakt met jou, Alice, en Marcel in Ligny (zijn geboorteplaats, red.). De foto zit in het borstzakje van mijn gilet, op mijn hart. Morgen zal ze wellicht door kogels worden doorboord. Het belangrijkste is dat ik jullie op mijn hart draag tot mijn laatste snik. Marcel, wanneer je dit leest, zal jij de man in huis zijn. Je zal een grote verantwoordelijkheid dragen, maar ik reken erop dat je mama en de grootouders zal helpen. Het is een plicht.
2.00 De aalmoezenier heeft mij de biecht afgenomen, ondanks mijn bekentenis: gebrek aan geloof. Ik moet bidden om het te bekomen. Ik denk veel aan mama, die blij zal zijn dat ik als christen ben gestorven.
5.30 De aalmoezenier brengt mij twee beboterde sneden brood, één met hesp en één met kaas… en druiven.
6.00 Ik moet mij klaarmaken om te vertrekken… definitief.
6.30 Ik vertrek. Vaarwel. Leve België!
René Gobert (49) was oudstrijder uit de oorlog van 1914-18 en ambtenaar bij het Rekenhof. Hij was met twee collega’s actief bij een inlichtingennetwerk. Gobert werd geëxecuteerd op de nationale schietbaan in Schaarbeek, zijn collega’s daarna ook.
Luik, 23 november 1943
Allerliefste teerbeminde, diep te betreuren ouders en zusterkes. Wie had zulks ooit gedacht, gefusilleerd worden in Luik, zo ver van u. U zult gehoopt en gedacht hebben me weder te zien, maar helaas dat kan niet meer. Ach, ik kan niet meer, neen... mijn krachten zijn uitgeput.
Lieve moeder en allerbeste vader, ik hoop dat ge nog een kleine jongen zult kopen en dan moet ge hem Jules noemen. Ik vraag ook dat ge een mooie foto laat maken met ons drie, drie jongens die vallen voor het vaderland en voor God. Ik sterf met U allen te beminnen doch maar één meisje, en die is... Gilberte.
Jules Ponsaerts (18) uit Neerwinden was actief bij de Belgische Nationale Beweging (BNB). In de zomer van 1943 werd hij met twee vrienden betrapt bij een poging om een koolzaadoogst in brand te steken. Koolzaad werd gebruikt voor de Duitse oorlogsindustrie. Zijn ouders gingen op zijn wens in. Ze brachten een tweede zoon ter wereld en noemden hem Jules. De man is intussen overleden. “Zussen Georgette en Renée leven nog”, zegt nicht Johanna Fets. “Wij weten dat Jules in een van zijn afscheidsbrieven de wens uitdrukte dat dit generatie na generatie zou worden doorverteld. Wij hadden de brieven zelf niet meer. Dit betekent ont-zet-tend veel voor ons.
Dat van deze brief het originele handgeschreven exemplaar bewaard is gebleven is eerder uitzonderlijk, zegt Nico Wouters, hoofd van CegeSoma. “De grote meerderheid komt uit het rijksarchief. Het zijn meestal getypte afschriften die terecht zijn gekomen in een erkennings- of gerechtelijk dossier. Het is onmogelijk in te schatten hoeveel brieven er nog in privéhanden zouden kunnen zijn. “Vandaag is de Tweede Wereldoorlog in Vlaanderen meer aanwezig dan ooit. De actieve, levende getuigen zijn weg en er zijn alleen nog materiële sporen. Sinds enkele jaren beleven we een U-turn ten opzichte van de vroegere beeldvorming over het verzet. Die periode van verandering werd afgesloten in 2015, toen Bart De Wever zei dat de collaboratie ‘een vreselijke fout’ was. In de decennia daarvoor was het ondenkbaar dat een voorzitter van een Vlaams-nationalistische partij zoiets zou zeggen. In Vlaanderen ontstond ruimte voor een tv-reeks als Kinderen van het verzet en voor een vzw als Helden van het verzet. Veel brieven zijn wellicht weggegooid omdat de betrokken families na de oorlog het liefst de pagina wilden omslaan.”
Sint-Gillis, 6 maart 1944
Mijn liefste kleine vrouw, mijn geliefde kinderen, ik ben blijven hopen tot het einde, maar het uur nadert waarop alles zal worden voltrokken. De Goddelijke Voorzienigheid staat niet toe dat onze liefde nog langer voortduurt. In de linkerla van het bureau bij het raam vind je in een zwarte portemonnee een verzekeringspolis voor 5.000 frank van de Compagnie Générale d’Assurances.Denise is al groot en kan op kantoor aan de slag, maar kleine Guy is iets anders. Ik heb de afgelopen twee dagen veel aan hem gedacht vanwege de zware sneeuwval. Deze prachtige, smetteloze sneeuw zal binnenkort besmeurd worden met ons bloed. Ik vertrek voor de grote reis waarvan men niet terugkeert. Fijne kusjes en tot snel! Moed! Je man en vader die altijd heel veel van je hielden. Marcel.
Marcel Daneels (39) runde met zijn vader en zijn broer Léopold een drukkerij in de Rolstraat 23, hartje Brussel. Vanaf 1941 werden er verzetsbladen gedrukt als La Voix des Belges, het blad van de BNB, maar ook het communistische Drapeau Rouge. De executies van Marcel, Léopold en 18 anderen waren een vergelding voor de moord op een collaborateur.
Ludwigsburg, 19 april 1944
Liefste vrouwtje, zoontje, vader en moeder, familieleden, geburen en kennissen. Aan allen een hartelijk vaarwel: het onvermijdelijke moest gebeuren. Vrouwtje, zorg goed voor onze Henri, maak van hem een flinke vent. Dat de goede God jullie allen behoede, daarvoor heb ik trouwens altijd gebeden. Ik sterf met moed vrouwtje, Henrike, vader en moeder. Honderdduizenden dikke kussen van Jean.
Jean Mobers (29) uit Maaseik was actief bij het netwerk Comète, dat tussen 1941 en 1944 meer dan 800 gevallen geallieerde piloten via de Pyreneeën naar Groot-Brittannië wist te smokkelen. De man was pas drie weken vader van Henri toen hij op 18 juni 1943 van een medestander een gekleurde kaart ontving. “Kreeg men zo’n kaart, dan moest men verdwijnen”, zo staat te lezen in een bij de Werkgroep Documentatie Maaseik terug te vinden minibiografie. “Mobers meende dat het een vals alarm was.” Henri Mobers kwam in 1964 om het leven bij een verkeersongeval.
Oostakker, 13 juni 1944,
Beminde vrouw, maakt niet veel werk in mij. Eens voorbij is voor mij gedaan. Gij moet u schikken in de tijd die blijft. Ga naar Helkijn wonen, draagt zorg voor de stukken van oorlogsschade en let goed op alles. Nu, Jeanne, volle moed en vele kussen aan Gaston van mij. Nu, Jeanne, slaap zacht. Jeanne, pacht is betaald tot eind jaar 1943.
Gaston Kints (48) woonde in Zwevegem. Hij pleegde sabotagedaden en werd begin 1944 gearresteerd. Hij werd geëxecuteerd in Oostakker.
Wolfenbüttel, 15 juni 1944
Beminde vrouw Juliatje, ouders, broeders en zusters, nonkels en tantes, nichten en kozijn: het spijt mij dat ik u allen moet verlaten. God roept mij. Al wat wij bezitten is voor u en ik vraag dat gij mijn regenmantel aan Maerten geeft, al mijn andere kleren aan uw broers en mijn pardessus aan uw vader. Juliatje weent niet, ik ben bij God en ik heb veel gebeden voor u. Ik moet u verlaten, het spijt mij, maar er is niets aan te doen. Wij zullen mekaar weer zien in de hemel. Juliatje, Juliatje, Juliatje, van uw beminde Odieltje, tot in de hemel. Ge zijt nog zo jong, nietwaar, doet uw gedacht.
Odiel Moyaert (37) was een van de 13 mannen uit Lichtervelde die op 15 juni 1944 in de gevangenis van het Noord-Duitse Wolfenbüttel werden onthoofd. Onder hen ook oud-burgemeester Eugeen Callewaert. De meesten onder hen waren actief bij een verzetsgroep die was geïnfiltreerd. Geert Callewaert (72) is de kleinzoon van de onthoofde ex-burgemeester. “Als kind begrepen wij dat niet, dat er in de familie zo weinig over hem werd gepraat”, zegt hij. “Jaren later pas begreep ik dat verdriet in die tijd hand in hand ging met stilte. Mijn opa was een zeer gewaardeerde accordeonbouwer en de populairste politicus van Lichtervelde. Hij en zijn maten hadden geen geld of wapens, ze waren ongetraind. En die kwamen in het verzet tegen een moordmachine als de SS.”
Wolfenbüttel, 15 juni 1944
Teergeliefde dochter Odette en vader moeder en broeders en schoonzusters en schoonbroer. Met deze kom ik mijn laatste brief te schijven. Het leven is voor mij om 7 uur ten einde, deze avond. Spijtig dat ik moet sterven na 2 jaar afzien. Ik heb veel gebeden, maar alles is hopeloos voor mij. Ik hoop, Maria, dat ge Odette niet zult tekortdoen.
Theophiel Pannecoucke (40) was een van de 13 van Lichtervelde. Zijn dochter Odette was de latere moeder van de nu 65-jarige Peter van Heirseele, beter bekend als striptekenaar Herr Seele. “In een van de verslagen lazen we hoe een Duitse beul speciaal naar de gevangenis was gestuurd”, legt hij uit. Mijn grootvader kreeg een injectie in zijn hals, om hem te verstommen. Omdat Franse veroordeelden in hun laatste moment altijd de Marseillaise wilden zingen. In het verslag staat dat hij nog één keer naar de lucht heeft gekeken. Zijn hoofd viel in een koffer, het bloed spoot eruit. Het duurde zeven seconden.”
Antwerpen, 20 juli 1944
Mijn liefste vrouwke en Zoontje, ik kom u nog een brief te schrijven. Moest het zijn dat ik niet wederkeer, dan doet gij alles maar naar goeddunken. Het zal wel triestig zijn om alleen te wonen, maar gij kunt toch regelen dat gij uw vader vraagt om bij u te komen wonen. Die zal dat toch wel doen, hoop ik, en voor het bewerken van de hof zal mijn broer Albert u toch wel komen een hand toesteken als het nodig is. En mijn stelling (metselaarsmateriaal, DDC) die daar nu ligt, die moet gij dan maar verkopen. Die wordt niet meer beter met daar te liggen. Stelt het goed, tot Later in den Hemel.
Frans Van Asschodt (37) was een metselaar uit Kampenhout. Hij trad in 1943 toe tot de Gewapende Partizanen (GP).
Luik, 26 juli 1944
Lieve kleine vrouw en mijn twee kleine meisjes, God verwaardigt zich om mij terug te roepen naar Hem. Daar, mijn dierbare geliefden, zal ik dicht bij mijn broeders en zusters zijn die God al tot Zich heeft geroepen.
Jean Weerts stond aan het hoofd van de GP in Wezet. Hij werd in juni 1944 gearresteerd. De partizanen, communisten, zouden na de oorlog collectief worden bestempeld als goddeloos, maar daar is in deze brief weinig van te merken. “De tegenstelling die wij denken te zien was er in de realiteit helemaal niet”, zegt Dany Neudt. “Heel wat communisten identificeerden zich als christenen.”
Wolfenbüttel, 7 augustus 1944
Mijn kleine moeder, ik heb droevig nieuws te vertellen, wees alsjeblieft moedig. Ik ben ter dood veroordeeld. Waarschijnlijk word ik vanavond geëxecuteerd. Je moet aan mijn broer denken en de beproeving goed doorstaan. Wat mijn kleine broertje betreft, zeg hem dat hij een man moet zijn. Dat is alles wat ik van hem vraag. Binnenkort zal de wereld vrij zijn en het is voor hem, mijn kleine Claude, dat ik zal hebben gevochten.
Fernande Volral (23) was een mode-ontwerpster en verzetsvrouw uit Charleroi. Ze werd in de zomer van 1943 opgepakt. Een jaar later werd ze in een Duitse gevangenis onthoofd. Tot kort voor zijn overlijden in 2020 ijverde de toen 92-jarige Claude Volral voor een straatnaam voor haar in Charleroi. Er is er wel een in Jette. De meeste brieven zijn ingekort, het taalgebruik is waar aangewezen licht aangepast. Meldingen over ongedocumenteerd gebleven afscheidsbrieven zijn welkom op www.laatstewoorden.be